03 december 2020

Gerrit Krol en Groningen

Jouw reis
Gerrit Krol, dichter en wiskundige, is een van de naamgevers van een Arriva-trein die door Groningen en Friesland rijdt. Wat heeft de dichter met zijn plaats van herkomst te maken? Alles. Zoals hij zelf zei: ‘Op het plaatsnaambord “Groningen” had evengoed “Gerrit Krol” kunnen staan’.

– door Ingmar Heytze –

Een mislukte grap

Een van de vreemdste boeken die ik in huis heb – dat wil wat zeggen, want ik bezit voornamelijk poëziebundels en verzamelde dichtwerken – heet ‘APPI, Poëzie met een computer’. Het is geschreven door Gerrit Krol (1934-2013). Het boek dateert uit 1971, het jaar waarin de microprocessor werd uitgevonden, waarna computers van kamerbrede systeemkasten veranderden in – nou ja, apparaten die nog vele jaren het grootste deel van iets kleinere kamers in beslag namen.

In APPI probeert Krol om een computer te programmeren om gedichten te maken. Dat doet hij niet vanuit de hoop dat de dichter voortaan in bed kan blijven liggen roken en drinken terwijl de computer het ene meesterwerk na het andere uitspuugt in een oneindige rol matrixpapier. Het ging erom dat de computer ‘het vervelende werk’ zou leren: ‘telkens weer een begin maken’. Het ging er natuurlijk ook om dat je, door een computer uit te leggen hoe je een gedicht kunt schrijven, daar zelf ook meer van gaat begrijpen. Zelf noemde hij het boek jaren later ‘een grap die mislukt is’.

Door dat merkwaardige boek – er staan ook stroomdiagrammen en een soort uitklapharmonica vol codes in – heb ik lang gedacht dat Gerrit Krol vast een ingewikkelde en onleesbare dichter zou zijn, omdat hij behalve dichter ook programmeur en wiskundige was.

 

De dichter

Toen ik zijn verzamelde gedichten erbij pakte, bleek dat het omgekeerde waar is. ‘Ik denk dat ik meer schrijf zoals een filmer filmt’ zei hij in een documentaire, en daar zit misschien wel wat in. De meeste gedichten van Krol zijn over het algemeen prima toegankelijk, ook – misschien wel juist – voor die grote meerderheid van mensen die bij het woord ‘gedichten’ denken: ‘daar zal ik wel te stom voor zijn’. Het zijn onderzoekende gedichten voor onderzoekende geesten, en ze zijn zo helder als de lucht boven de velden van het Groninger platteland. Zeker als ze je ze leest zoals Gerrit Krol ooit zelf deed met Analytische Meetkunde van Schrek en een paar andere basisboeken wiskunde. Dat is een goed verhaal: hij spijbelde van school om die boeken te lezen, maar daarna haalde hij voortaan louter tienen voor wiskunde. ‘Als je niet wordt afgeleid, is alles zo moeilijk niet. Ik begreep het, mag ik wel zeggen, na één lezing. Niet alleen de inhoud, ook de methode. Eigenlijk hoef je dan niets meer over het vak te lezen, want in principe weet je alles. Dat is het mooie van wiskunde.’

De poëzie van Krol verandert wel door de jaren heen, van teksten op één pagina die je makkelijk als gedicht kunt herkennen tot langere teksten die meer lijken op verhalen vol losse zinnen met een hoop wit ertussen. Dat is experimenteel, zoals zijn proza dat ook wel is. Maar ook bij zulke teksten is het een kwestie van rustig lezen en het niet moeilijker maken dan het is. Op den duur haal je vanzelf een tien voor je Gerrit Krolexamen.

 

De stad en het sland

Al lezend kwam ik ook een beetje thuis in Groningen, waar Krol vanaf eind jaren dertig woonde aan de Korreweg en waar hij aan het einde van zijn leven opnieuw ging wonen, in een ander huis aan dezelfde, lange weg. In de tussentijd reisde hij, als programmeur bij de Koninklijke Shell en systeemontwerper bij de NAM, de hele wereld over. Daar heeft hij ook wel over geschreven in zijn gedichten, maar de hoofdrol is toch voor Nederland, in het bijzonder zijn geboortegrond. Over die Korreweg schrijft hij, springend door de tijd, dingen als:

  • ’s Zondags lopen mijn vader en moeder door de dorpsstraat gearmd naar de kerk. Ik maak nog een kans.
  • Een lange straat, waarin één auto geparkeerd staat. Want ik ben nog jong.
  • De zomeravonden dat ik mijn eigen huis voorbij fiets, achter de meiden aan. Een vreemdeling.

Gerrit Krol hoorde bij zijn stad, en omgekeerd. Het gedicht ‘Groningen’ begint zo:

Ach, die steenkoude winternachten dat ik
door die straten liep en, voor de etalages,
naar die kalken vrouwen keek en dacht
dat jij daar stond
met je korte haar en geen genezing
vond voor dit verdriet – wijl
reeds schrijver – en geen hoop

anders dan de volgende dag, als je op je fiets
voorbijreed en je zag me niet…

Het gedicht ‘De Nieuwe Kerk’ eindigt zo:

Het plein met deze kerk bekroond,
verborgen onder hemelhoog geboomte.
Vier paden die opgaan tot Gods woord –
het aangezicht des Heren.
De kansel ontvangt de dominee die
van een voetstuk weet hoe klein
de ruimte is die men heeft.

Of er in de trein die naar Krol is genoemd ook een gedicht staat weet ik niet. Dat zou wel moeten natuurlijk. Welke? Deze natuurlijk, die hij schreef voor zijn dochter Ellen.

 

Tweede klas

Voor Ellen

Wat ik wel ’s zit te doen in de trein:
een stip op de ruit, als hij rijdt,
laten lopen op de horizon en over bomen heen;
in de bochten ga je omhoog, of naar benee,
met behulp waarvan ik verklaren kan
waarom niemand mij aanspreekt, dan.

 

De brug

Er ligt er een brug over het Van Starkenborghkanaal die zijn naam draagt. In de roman De oudste Jongen schreef hij erover: ‘Het was een scherp kanaal, vond ik, prachtig uitgesneden op de kaart. (..) Ik deed veel met dat kanaal. Ik fietste er heen, verkende het, (..) ik lag aan de waterkant te kijken naar de doodenkele tanker die voorbijvoer; soms zwom ik erin. (..) Niemand schilderde het Nieuwe Kanaal. Alleen ik. Met een liniaal.’ Op het brugwachtershuisje staat de eerste zin uit De oudste jongen: ‘Na een lange fietstocht was ik pas terug in de stad wanneer ik het ronde bord ‘50 km’ passeerde met daarboven de naam Groningen, die mij zo vertrouwd was dat daar ook net zo goed Gerrit Krol kon staan, vond ik.’

Je kunt waarschijnlijk lang zoeken voor je iemand tegenkomt die dat niet vindt.

Ingmar Heytze (1970, Utrecht) is landelijk bekend als dichter, columnist en performer. In opdracht van Arriva schreef hij Liedlijnen, zeven verfilmde gedichten over gebieden in Nederland waar treinen en bussen van Arriva rijden.

Aantekeningen:
Het vreemde boek van Gerrit Krol heet voluit ‘APPI, automatic Poetry by Pointed Information, Poëzie met een computer’, 1971, Querido

De gedichten van Gerrit Krol werden verzameld in het boek ‘De industrie geneest alle leed’ (2009, Querido). Alle hier aangehaalde gedichten zijn in dat boek te vinden.

Krols autobiografische roman ‘De Oudste Jongen’ verscheen in 1998 bij Querido.

Volgend artikel

Creëer je eigen verhaal!

Koop samenreisticket

Lees een ander artikel

Copyright Arriva 2024

Cookies

Wij gebruiken functionele, analytische en tracking cookies (en daarmee vergelijkbare technieken) om jouw ervaring op onze website te verbeteren en om je van relevante advertenties te voorzien. Klik hier voor meer informatie.